Beknopte geschiedenis van het Romeinse rijk

lupaDe Koningstijd: mythen en legenden

Romes mythologische stichting zou hebben plaatsgevonden in 753 voor Christus, door de tweelingbroers Romulus en Remus. Een mythe: de heuvels rondom de moerassige dalen van de Tiber waren enkele eeuwen daarvoor al bewoond en Rome was pas anderhalve eeuw later echt een stadstaat met een kiesmonarchie. De eerste eeuwen van de Romeinse geschiedenis worden dan ook als legenden beschouwd. De eerste koning, Romulus, zou een uiteindelijk vergoddelijkte halfgod geweest zijn (een zoon van de oorlogsgod Mars) en zou afstammen van de Trojaanse held Aeneas, een halfgod en zoon van liefdesgodin Venus. Dat er precies zeven koningen zijn geweest is een te mooi getal om toevallig te zijn. Hetzelfde geldt voor het einde van de Romeinse koningstijd in 510 v. Chr., hetzelfde jaar als waarin de Atheners hun laatste tiran verjoegen en Kleisthenes er de democratie instelde. Dat de laatste drie koningen Etrusken zouden zijn geweest, duidt op sterke Etruskische invloed of zelfs overheersing. De laatste koning, Tarquinius Superbus, zou een tiran zijn geweest die bovendien niet verkozen was maar een machtsgreep had gepleegd. Zijn afzetting leidde tot de instelling van de Republiek. Tarquinius zou de stad nog belegerd hebben met de Etrusken, maar moest in 496 v.Chr. uiteindelijk opgeven.

hannibal3De Republiek: een uit zijn krachten gegroeide stadstaat

De Romeinse Republiek werd grotendeels geleid door de Senaat en twee consuls, waarbij de meeste instelling van de koningstijd behouden bleven. Waar de consuls echter een ambtstermijn van een jaar hadden (met kans op herverkiezing) hadden de senatoren zitting voor het leven, wat hen sterk in hun macht vergrootte. De Romeinse expansie in Italië ging onderwijl voort. De belangrijkste mededingers zoals de Samnieten, Latijnen en Etrusken werden onderworpen, maar door handige uitbreiding van het burgerrecht naar andere volken, slaagden de Romeinen er vaak in opstanden te onderdrukken. Op een zelfde manier werd een onderling klassenconflict in Rome beslecht: door de verkozen ambten ook open te stellen voor de plebejers, het gewone volk (“plebs”), gaven de patriciërs, de oude adel, hun machtsmonopolie prijs. In de praktijk bleven vooral de rijken aan de macht. Toen Rome uiteindelijk heel Italië in handen had was Rome een grootmacht in het westen van de Middellandse Zee aan het worden. De belangrijkste machtsfactor in deze regio was Carthago, een Punische stad in het tegenwoordige Tunesië. Een botsing was onvermijdelijk. In de hierop volgende Punische Oorlogen zag het er even heel somber uit voor Rome, maar werd Carthago uiteindelijk verpletterd. Andere grootmachten die zich in de strijd gemengd hadden, zoals Hellenistische stadstaten en Macedonië, werden ook opgeslokt.

Vincenzo Camuccini, "Morte di Cesare", 1798,

Aan haar eigen succes ten onder

Uiteindelijk werd de Romeinse Republiek slachtoffer van haar eigen succes. Het aantal veroveringsoorlogen had de kloof tussen rijk en arm enorm doen toenemen. Alle veroveringen hadden het aantal rijken doen toenemen, maar ook het aantal armen: de dienstplichtige boeren kwamen niet meer aan de bewerking van hun land toe en werden gedwongen dit te verkopen, zodat zowel het grootgrondbezit als de landloze, ongeschoolde proletarii groeiden. Een neerwaartse spiraal, niet alleen economisch maar ook militair: de proletarii vielen onder de vermogensgrens voor de dienstplicht, zodat er meer druk op de overgebleven dienstplichtigen kwam. De oplossing kwam in 107 v.Chr. in de vorm van een beroepsleger: de vermogensgrens werd opgeheven zodat ook proletarii in de legioenen konden worden toegelaten. Na 20 à 25 jaar diensttijd werden de ontslagen legionairs beloond met een lap grond in de veroverde provincies, zodat een carrière in het legioen extra aantrekkelijk werd voor de landloze klasse.

augBijgevolg werden de troepen echter buitengewoon loyaal aan hun veldheer in plaats van aan de staat zelf. Burgeroorlogen bleven niet van de lucht. Ook politiek was de Republiek namelijk in verval geraakt: het oude bestuurssysteem was dat van een stadstaat, ongeschikt voor het bestuur van een groot imperium. Pogingen tot hervorming stuitten echter op verzet van de heersende elite. Maar bovendien stelden de veldheren vaak hun eigenbelang voorop. Al binnen enkele decennia braken er burgeroorlogen tussen Marius, die de legerhervormingen had doorgevoerd, en Sulla. Een soortgelijke botsing vond in 49 v. Chr. plaats tussen veldheer en oud-consul Julius Caesar en zijn rivaal Pompeius. Caesar versloeg zijn tegenstanders en werd in 45 v. Chr. dictator voor het leven. Lang kon hij niet van zijn triomf genieten, want op 15 maart 44 v. Chr. werd hij in de Senaat vermoord.

Opnieuw braken er burgeroorlogen uit: nu streden Caesars trouwe aanhanger Marcus Antonius en Caesars erfgenaam Octavianus tegen de moordenaars en versloegen hen. Vervolgens bleken de twee winnaars echter ook weer rivalen en brak er na enige tijd weer onderlinge strijd uit. Octavianus behaalde in 31 v. Chr. de overwinning en werd alleenheerser.

Rome-Csg-014-Roman-Forum-ReconstructionHet principaat: het hoogtepunt van het rijk

De Romeinse keizertijd wordt geacht begonnen te zijn in 27 v. Chr., toen Octavianus de Senaat dwong om hem tot princeps of “eerste spreker” te benoemen. Octavianus veinsde hiermee de Republiek juist gered te hebben en deze periode wordt dan ook het principaat genoemd. Vier jaar later kreeg hij de titel Augustus, “verhevene”, evenals Pontifex Maximus (opperpriester) en het opperbevel over het leger. Sindsdien waren Imperator, Augustus en Caesar titels die aan de naam van de princeps of keizer verbonden werden. Het rijk groeide nog steeds.

Het Romeinse Rijk onder Septimius Severus, groter dan onder Trajanus, al is dat vaak vergeten.

Al tijdens de Republiek was het uitgebreid tot in Klein-Azië, Spanje en Palestina. Caesar had Gallië veroverd en de dood van Marcus Antonius en Cleopatra betekende de inlijving van Egypte. Nog altijd breidde men uit: nu naar Germanië, de Alpenlanden, de Balkan en de laatste delen van Spanje. Ook in ons land kreeg de Romeinse macht vaste voet aan de grond. Augustus was een stabiele keizer, wat van zijn opvolgers Tiberius en Caligula niet gezegd kan worden. Onder Claudius werden de grenzen in Europa versterkt en werd de verovering van Brittannië begonnen. Na de dood van diens labiele opvolger Nero kampte het rijk korte tijd met een burgeroorlog en hevige opstanden, maar herstelde zich onder de Flavische dynastie, de winnaars van de strijd om de macht. Het rijk bereikte het toppunt van zijn macht en stabiliteit onder de dynastie der Adoptiefkeizers, in de 2e eeuw. De expansie kwam enigszins tot rust, er was weinig oorlog, de grenzen stabiliseerden en het rijk zelf bleef ook relatief rustig. Dit ging pas fout toen de laatste Adoptiefkeizer, Marcus Aurelius, werd opgevolgd door zijn labiele zoon Commodus, die de regering verwaarloosde en zich ontpopte tot een megalomane gek. Bovendien werd het rijk in de laatste jaren van Marcus Aurelius geteisterd door een epidemie, wat op lange termijn ernstige gevolgen had voor de economie en de militaire bezetting. Voor het laatste zou men op den duur steeds afhankelijker worden van buitenlandse huurlingen. Na de moord op Commodus in 192 en een opvolgingscrisis herstelde het rijk zich nog even onder Septimius Severus, die nog één laatste keer expandeerde en het rijk op zijn grootst bracht. Maar het verval was duidelijk: de financiële problemen waren groot en al onder Aurelius was de druk op de grenzen ernstig toegenomen.

deciusDe Crisis van de 3e eeuw

Bovendien was het Romeinse rijk aanzienlijk gemilitariseerd. Dit vergrootte het aantal pretendenten, naar voren geschoven door hun soldaten. De meer toegenomen militaire rol van de keizer maakte hem ook kwetsbaarder: er was een groter risico dat de keizer sneuvelde of ten prooi viel aan muiters. Dat was na de dood van Commodus al merkbaar, maar na de dood van Alexander Severus liep het werkelijk uit de hand. Van 235 tot 285 verkeerde het Romeinse Rijk in chaos. Er waren meer dan 20 keizers in slechts 50 jaar tijd, evenals een enorme hoeveelheid aan medekeizers, tegenkeizers en separatisten. Deze heersers staan bekend als de Soldatenkeizers, omdat de meesten van hen door hun troepen naar voren geschoven waren. Vaak genoeg werd zo’n zelfde Soldatenkeizer weer door zijn eigen troepen vermoord als deze ontevreden waren en aan het muiten sloegen. Buitengewoon vernederend was de dood van keizer Valerianus, die door de Sassanidische Perzen gevangen werd genomen en volgens de verhalen door koning Shapur als opstapje werd gebruikt. Burgeroorlog en opstand waren aan de orde van de dag en de grensbewaking werd verwaarloosd, zodat deze gebieden open lagen voor invallers zoals de Franken en de Gothen. In 260 raakte het rijk verdeeld toen Postumus Gallië, Brittannië en Hispania afscheidde als het Gallische keizerrijk. Ook dit duurde niet lang. In 274 was het rijk herenigd onder Aurelianus. Het was echter pas tien jaar later dat Diocletianus het rijk echt wist te stabiliseren.

arch of constantineHet Dominaat: laatste herstel

Diocletianus noemde zichzelf dominus et deus, “keizer en god”. Hiermee begon het Dominaat, de late keizertijd, waarin de keizers in oosterse stijl vergoddelijkt waren en het Romeinse rijk drastisch hervormd werd. De Senaat was voortaan niet veel meer dan een soort gemeenteraad van Rome en er kwamen vier nieuwe hoofdsteden: Mediolanum (Milaan), Nicomedia, Augusta Trevorum (Trier) en Sirmium. Diocletianus schiep een systeem dat we Tetrarchie noemen, naar het Griekse tettares, “vier”: het rijk werd in twee helften opgedeeld, elke helft bestuurd door zijn eigen Augustus (keizer) en Caesar (onderkeizer en troonopvolger). De Tetrachie was na Diocletianus’ vrijwillige troonsafstand overigens verre van stabiel omdat menigmaal de medekeizers elkaar wantrouwden en er weer een burgeroorlog uitbrak.

Eén zo’n burgeroorlog werd begin 4e eeuw gewonnen door Constantinus, die de geschiedenis inging als Constantijn de Grote, niet zozeer omdat hij een stabiel alleenheerser was, maar vooral omdat hij een revolutionaire stap nam met de godsdienstvrijheid voor de christenen in 314. Als nieuwe hoofdstad liet hij op de ruïnes van Byzantion de stad Constantinopel bouwen, in de buurt van Nicomedia. De opvolgers van Constantijn vervielen echter weer in onderlinge strijd. Toen de macht in handen van Julianus kwam kreeg deze de bijnaam Apostata, omdat hij een laatste poging deed de heidense erediensten te herstellen. Na zijn dood werden er weer twee keizers benoemd. West en oost dreigden uit elkaar te groeien, maar werden nog eenmaal herenigd onder Theodosius de Grote, die het christendom tot staatsgodsdienst verhief. Daarna was er nooit meer één enkele Romeinse keizer.

fall-of-rome_2184860bDe ondergang van Rome

De druk op de grenzen was al twintig jaar voor Theodosius’ dood in 398 ernstig toegenomen nadat de Hunnen Oost-Europa waren binnengevallen. De Germaanse volken en federaties drongen steeds vaker binnen en werden soms zelfs toegelaten als bondgenoten, wat de Romeinen ernstig afhankelijk maakte van allesbehalve loyale Germaanse hulptroepen en huurlingen. Terugtrekken van grenstroepen was de enige manier om het onveilig geworden achterland te kunnen verdedigen. De grenzen werden nu vaak door foederati (in het rijk woonachtige vazallen) verdedigd, waarbij de Romeinse politieke macht hier steeds zwakker werd. Ravenna (west) en Constantinopel (oost) waren praktisch twee aparte rijken geworden, waarbij het westelijke rijk soms eerder bestuurd werd door de militaire opperbevelhebber dan door de keizer zelf.

De Romeinse glorie herleeft! Justinianus de Grote herovert grote delen van het Middellandse Zeegebied in de 6e eeuw. Maar erg lang weet Constantinopel die macht niet te behouden.

De “plundering” van Rome door de Visigoten in 410 was waarschijnlijk niet zo dramatisch als de traditionele geschiedschrijving beweert, maar was wel een psychologische klap. Hetzelfde geldt voor de plundering door de Vandalen in 455. Tegen die tijd hadden de Visigoten, Ostrogoten en Vandalen allang hun eigen koninkrijken in het West-Romeins Rijk gevestigd. In het westen waren enkel nog marionettenkeizers aan de macht, volledig onder de controle van hun hofhouding en (vaak Germaanse) generaals. Het afzetten van de laatste keizer Romulus Augustulus (“keizertje”, een kind nog) door Odoaker, generaal van de troepen in Italië, was in de praktijk dus geen grote verandering meer. Odoaker zond de keizerlijke regalia naar Constantinopel en noemde zich koning van Italië. De gewone man merkte niets van deze “revolutie” en bleef gewoon zijn gebruikelijke Romeinse leventje leidde. Een laatste stuiptrekking was het rijk van Syagrius, begin 6e eeuw in Noord-Frankrijk. Het oostelijke rijk, vanaf nu het Byzantijnse Rijk genoemd, bleef nog lange tijd een grootmacht, al wendden de koninkrijken in het westen op den duur niet meer voor dat zij vazallen van deze keizer waren. Pas in 11e eeuw raakte het Byzantijnse Rijk in verval, om in 1453 definitief ten onder te gaan aan Turkse kanonnen.

Door: Giel de Reuver