De rangen in een legioen

augHet Romeinse leger was georganiseerd volgens een strakke indeling. Om administratieve redenen waren de troepen die bestonden uit Romeinse staatsburgers (de “officieel Romeinse” legers) opgedeeld in meerdere legioenen. Deze opdeling ging terug op de vroege republiek, waarin het leger in tweeën was gesplitst en verdeeld over de twee consuls. De naam legioen (of legio) betekende simpelweg zoveel als “lichting”. De eerste legioenen bestonden “slechts” uit 1000 man, maar de meer klassieke uit de late republiek en vroege keizertijd telden bijna 6000 mannen. Daar moet bij vermeld worden dat het hier om ideale streefgetallen ging, zodat afwijkingen ook vaak genoeg voorkwamen. De meeste legioenen zullen rond de 5000 soldaten hebben gehad, al kwamen kleinere en grotere aantallen (van 4000 tot 8000) ook voor. Van oorsprong waren de manschappen dienstplichtige staatsburgers geweest, met een vermogensgrens zodat elke soldaat zich een uitrusting kon veroorloven. Door de grote hoeveelheid veroveringen en de daarmee groeiende vraag naar bezettingstroepen was dit echter uit de hand gelopen: velen uit de boerenklasse waren te vaak van huis om nog aan landbouw toe te komen, zodat zij failliet gingen en hun land moesten verkopen. Dat maakte hen meteen te arm om nog dienstplichtig te zijn. Om deze neerwaartse spiraal voor zowel economie als leger tegen te gaan hervormde Marius in 105 v. Chr. het Romeinse leger grondig. Voortaan was er een beroepsleger, zonder vermogensgrens, zodat er veel manschappen onder de proletarii, de allerarmste staatsburgers, geronseld konden worden. Dat werkte. Tegen 30 v. Chr. was het aantal legioenen zelfs hoger dan ooit: Caesar Octavianus (de latere keizer Augustus) had maar liefst 60 legioenen tot zijn beschikking! Dat kostte de staat zoveel geld dat de jonge alleenheerser ingreep en noodgedwongen 32 legioenen ontsloeg.

Een contubernium deelde een papilio oftewel legertent.

Een contubernium deelde een papilio oftewel legertent.

Men moest dus (doorgaans) een Romeins staatsburger zijn om in het legioen te mogen dienen. Acht legionairs bij elkaar vormden een contubernium, een eenheid die in de barakken als “slapies” golden: ze deelden een kleine slaapkamer van enkele vierkante meters (met stapelbedden) en een een aangrenzende opslagkamer. Indien het leger op tocht ging deelde de groep een tent. Ook kwam het voor dat een contubernium een eigen dier mocht aanschaffen, zoals een muilezel of een kat. De leider van dit groepje werd vaak een decanus genoemd (“decem” is Latijn voor tien, vergelijk “decaan”), maar het is niet duidelijk in hoeverre het hier om een echte rang ging. Het is ook mogelijk dat de decanus vooral als woordvoerder van het contubernium optrad. Wellicht werd hij zelf gekozen door de legionairs, die ook zelf de standdaarddragers uitkozen. Tien contubernia vormden een centuria of centurie, die ondanks de naam (centum = honderd) niet uit 100 maar 80 legionairs bestond. Misschien waren het er oorspronkelijk 100, of werden de onderofficieren en non-combattanten ook meegeteld. Aan het hoofd van de centurie stonden twee officieren. De centurio of “honderdman”, zonder twijfel de beroemdste Romeinse officier, stond vooraan rechts en gaf de bevelen, terwijl zijn rechterhand, de optio, achter de centurie stond en de soldaten met zijn lange staf of hastilum in het gareel hield. De optio kan dus het beste worden vergeleken met een sergeant, terwijl de centurio meer wegheeft van een kapitein of kolonel. Allerlei andere onderofficieren zoals een cipier, stafmedewerker, hospik of hoofd van de genietroepen konden ook de rang van optio dragen, maar alleen de optio centuriae, de rechterhand van de centurio, had een speciale rol op het slagveld. Een andere belangrijke officier was de tesserarius, de wachtcommandant die het bevel had over de nachtwacht en de wachtwoorden controleerde.

De optio is niet half zo bekend als zijn chef de centurio, maar vervulde een net zo cruciale rol. (Bron: legioiiavg.nl)

De optio is niet half zo bekend als zijn chef de centurio, maar vervulde een net zo cruciale rol. (Bron: legioiiavg.nl)

De centurio’s konden onderling ook in rang of status verschillen. Allereerst vormden twee centuries naast elkaar een manipel en drie manipels achter elkaar een cohort. Voor de hervormingen van Marius hadden de legionairs van de verschillende manipels sterk in uitrusting en functie verschild: vooraan stonden de jonge hastati, daarachter de principi en achteraan de ervaren triarii. Nadat Marius de cohorten introduceerde was er veel minder onderscheid tussen de manipels, maar de oude namen dienden nog om de centurio’s uit elkaar te houden. Van de twee centurio’s in een manipel werd er eentje bestempeld als prior (“voorste” of senior) en de ander als posterior (“achterste” of junior), waarbij prior net ietsje belangrijker was. De leider van het voorste manipel was dus de hastatus prior en die van het middelste de princeps prior. Alleen de centurio’s van de triarii werden anders genoemd: dit waren de pilus posterior en pilus prior, waarvan de laatste de officiële leider van het cohort was. Een rekensom wijst uit dat een cohort uit ongeveer 500 man bestond. Alleen het eerste cohort bevatte centuries van 160 soldaten, die uit de moedigste mannen waren geselecteerd. Deze elite werden ook wel de primi ordines genoemd en de centurio die dit cohort leidde was de oudste van het legioen: de Primus Pilus.

Aanvullende onderdelen van het legioen waren de immunes, onderofficieren met een specifieke taak die hen vrijwaarde van zwaar werk en wachtlopen. Dit waren onder andere de muzikanten (waar overigens geen trommelaars bij zaten) evenals de verschillende soorten standaarddragers. Heel interessant hierbij is de aquilifer, de drager van de bijna heilige standaard met de adelaar, die als vertrouwenspersoon en woordvoerder van de soldaten fungeerde en door henzelf verkozen werd. Andere immunes waren specialisten zoals smeden en veldartsen, de non-combattante militairen. Ook telde elk legioen zo’n 120 cavaleristen, verdeeld in vier eenheden. Zo’n eenheid werd een turna genoemd, met aan het hoofd een decurio.

De uitrusting van de legaat (bron: www.corbvlo.com)

De uitrusting van de legaat (bron: www.corbvlo.com)

De overkoepelende leiding van het legioen bestond uit een klein aantal opperofficieren, waaronder zes krijgstribunen. Vijf van hen waren afkomstig uit de klasse van de equites (de “ridders”) en werden tribuni angusticlavii genoemd, naar de smalle purperrode bandjes van (clavi) waar hun stand aan te herkennen was. In de tijd van de Romeinse republiek waren zij vaak door het volk (althans, de stemgerechtigden) gekozen en hadden vooral waarnemende functies. Ofschoon zij als equites jarenlange ervaring konden hebben bij de cavalerie, hadden zij geen autoriteit op het slagveld. Zij konden wel zitting hebben in de krijgsraad en dienen in de staf. De zesde tribuun werd tribunus laticlavius genoemd, naar de brede rode of purperen clavi van de rijkste klasse waar onder andere de senatoren onder vielen. Ook zijn functie was meer politiek dan militair: vaak ging het om een jongeman van begin 20, zonder al te veel ervaring. Middels zijn rang als rechterhand en vervanger van de legioenscommandant kon hij ervaring opdoen en zijn functie als springplank voor een politieke carrière gebruiken. De tribunus laticlavius kreeg het bevel over het legioen als de legatus legionis, de legaat van het legioen, afwezig was. Soms leidde een legaat enkele legioenen als militair gouverneur van een provincie. Op het slagveld waren dit soort hoge officieren te herkennen aan sierlijke helmen en borstpantsers die van een duidelijk ouder type waren, en waarschijnlijk meer een sierfunctie hadden. Op hun schouder droegen de officieren (van centurio tot legaat) vaak een paludamentum, een siermantel. De hoogsten, zoals de legaat, droegen om hun middel ook een cinctulus, een scharlakenrode band. Onder de legaat en zijn vervanger, maar boven de andere tribunen, stond de praefectus castrorum oftewel kampprefect, vaak een oud-centurio die vooral ging over het onderhoud van de legerplaats en de spullen, al kon hij ook het bevel voeren als zijn meerderen afwezig waren.

006Denk trouwens niet dat met dit verhaal alles gezegd is! In de meeste kampen langs de grens zaten cohorten of cavalerieafdelingen van de hulptroepen gelegerd! Bovendien werd er ook vaak genoeg een klein detachement (vexillatio) op uit gestuurd, vaak om de defensie van een slecht verdedigd gebied op zich te nemen. In de 3e eeuw liep dit zelfs zodanig uit de hand dat het niet meer te overzien was wie bij welk legioen hoorde. De organisatie was dus niet zo systematisch als hij leek.

Giel

Giel

Giel is al sinds zijn prilste jeugd diep geïnteresseerd in geschiedenis en in de Romeinse tijd in het bijzonder. Na zijn MA in geschiedenis te hebben gehaald aan de Universiteit Leiden is hij zelf dieper en dieper in het Romeinse verleden (met name dat van Nederland) gaan graven. Naast geschiedwetenschappelijk onderzoek houdt hij zich bezig met het omzetten van de resultaten in creatieve projecten, opdat er leerzaam doch leuk materiaal geproduceerd wordt. Hoofdinteresses zijn de geschiedenis van het Romeinse rijk, de Romeinen in Nederland en het Romeinse leger.

10 Reacties

  • Bertil Beekmans

    Leuke weetjes hier,
    Heb een vraag…
    Hoeveel gladiatoren worden er gedood tijdens een wedstrijd?

    3 mei 2018 at 11:20 am
    • Giel
      Giel

      Dat is afhankelijk van de hoeveelheid gladiatoren in het gevecht (maar als we “gevecht” letterlijk nemen zouden dat er meestal twee zijn) en verder van een aantal factoren. Om te beginnen de tijdsperiode: onder bepaalde Romeinse keizers was het verboden om de verliezer te doden. (Gladiatorengevechten waren geen onbeheerste slachtpartijen, maar professionele gevechten met nauwkeurige regels.) In de periodes waarin het wel mocht kon het afhankelijk zijn van wat het publiek wilde en wat de intenties van de organisator (de editor muneris) of de gladiatoreneigenaar (de lanista) waren. Als de spelen werden georganiseerd door een verkiezingskandidaat lette deze natuurlijk sterk op de stemming in het publiek. Van de andere kant kostte het de editor veel geld omdat hij de kostbare gladiator aan de lanista vergoeden moest. De lanista was meestal dan ook erg zuinig op zijn gladiatoren, anders kon hij wel nieuwe blijven kopen en dat was makkelijker gezegd dan gedaan.

      3 mei 2018 at 2:58 pm
  • Maxim

    Beste Giel, wat is uw achternaam? Ik heb deze namelijk nodig voor een correcte bronvermelding bij een taak van school.

    8 november 2019 at 11:13 am
    • Giel
      Giel

      Hoi Maxim,
      Als antwoord krijg je een e-mail van me.
      Veel succes met je opdracht!

      8 november 2019 at 4:13 pm
  • herman

    Hallo Giel,
    Hoe gingen de legionairs eigenlijk naar de wc onderweg (hadden ze een klein onderkomen bij zich of deden ze het allemaal in het veld als ze en route waren?
    Hoe ver liepen de legioenen per dag en gingen er ook veel ver vooruit om te verkennen?
    Was laatst in museum Bramsche maar het onvoorstelbaar dat ze die vreemde afwijkend weg volgden en daarom dacht ik dat er daar geen vooruitsnellende verkenners zijn geweest. Ook onvoorstelbaar dat er drie legioenen zijn afgeslacht (waren er toch nog die konden ontsnappen want… ze weten wel hoe het is gegaan!)

    4 november 2020 at 10:59 am
    • Giel
      Giel

      Dag Herman,
      Het lijkt me niet vreemd dat soldaten al marcherend wel eens hun behoefte moeten doen, maar wat de regels daarvoor waren is mij niet bekend. Even de berm in duiken lijkt me het meest voor de hand liggend; ik meen dat keizer Caracalla dit deed toen hij werd vermoord.
      Qua dagmarsen vermoed ik een kilometer of 30-35, zodat er genoeg tijd overblijft om ’s morgens op te breken en om voor het donker het nieuwe kamp gereed te hebben voor de nacht.
      Hoeveel soldaten er als verkenners vooruit gingen weet ik niet. Het lijkt mij handig om dit bijvoorbeeld met een lichte snelle ploeg te doen, misschien te paard. Lokale ruiters kunnen daar denk ik ook handig bij zijn, omdat die het terrein beter kennen. Maar hier kan ik enkel over speculeren. Wat de Varusslag betreft zit het hem er natuurlijk ook in dat deze legioenen bewust de verkeerde kant op werden geleid door een terrein dat ze niet goed kenden. Verkenners kunnen daar best bij zijn geweest, maar zelfs als deze niet aan de kant van Arminius stonden, maakte dat denk ik niet veel uit omdat de valstrik van tevoren uitgebreid was opgezet door de Germanen. De afslachting van drie legioenen (plus enkele honderden hulptroepen) lijkt gigantisch, maar valt qua cijfers in het niet bij bijvoorbeeld de Slag bij Arausio in 105 v. Chr., waar volgens de Romeinse geschiedschrijvers misschien wel 120.000 doden vielen aan Romeinse zijde (inclusief hulptroepen dus). Overlevenden waren er vast en zeker – ook degene die niet ontkwamen werden overigens niet allemaal gedood. Het is ook een mythe dat de Romeinen hierna abrupt al hun ambities achter de Rijn opgaven. Tiberius en Germanicus hebben nog zeker vier jaar veldtochten in Germania gehouden. Deze zijn uiteindelijk beëindigd omdat Tiberius besloot dat de campagnes teveel geld en manschappen kostten, ondanks dat Germanicus niet één slag verloor.

      4 november 2020 at 11:26 am
  • Hans

    Beste Giel,

    Mijn zoon is gek van Romeinen. De Romeinen van Playmobil zijn zijn favoriete speelgoed.
    Een vraag die hij zich stelt en waar ik nog geen antwoord op gevonden heb betreft de betekenis van de verschillende clavi op de helmen. Er zijn clavi dwars over de helm, andere lopen van voor naar achter. Verder zijn er verschillen in kleuren.
    Welke hoort bij de centurion? Welke bij de legatus of de tribuun.

    Alvast bedankt voor je antwoord

    25 december 2020 at 11:21 am
    • Giel
      Giel

      Ik denk dat je de crista oftewel helmkam bedoelt, Hans. Clavi zijn de twee strepen op een Romeinse tunica. Wat de helmkammen betreft: zie mijn antwoord op je andere opmerking. Playmobil gebruikt hier en daar ook wel wat fantasie bij de uitdossing van de soldaten, dus neem het niet te snel voor juist aan. Al is het natuurlijk fantastisch hoe dit je zoon zo geïnteresseerd maakt. (Voor mij begon het met Asterix, ondanks dat ik nu weet dat de uitrustingen daarin stijf staan van de fouten, dus zo erg is dat allemaal nog niet.)

      25 december 2020 at 12:40 pm
  • Hans

    Beste Giel,

    Mijn zoon is enorm geïnteresseerd in de Romeinen en meer bepaald hun legioenen en hun oorlogsvoering. Hij speelt zeer veel met zijn Romeinen van Playmobil.
    Een vraag die hij vaak stelt en waar ik nog geen verdere info over vond zijn de symbolen (veren/pluimen.?) op hun helmen. Er zijn dwarse maar ook die van voor naar achter over de helm lopen. Er zijn rode en andere kleuren.
    Kan jij hier meer duidelijkheid in brengen (vooral welke draagt de centurion, welke de legatus, welke de tribuun….)

    Alvast bedankt

    Hans

    25 december 2020 at 11:49 am
    • Giel
      Giel

      Over de kleuren van de helmkam is volgens mij niet zoveel bekend. Wel is het verschil in positie een duidelijk ding. De kam van links naar rechts is die van de centurio, zoals is aangetroffen op verschillende reliëfs, zoals Romeinse grafstenen. Daarop is ook duidelijk te zien dat het veren waren en dus geen haren. Lagere rangen hadden misschien een zelfde soort kam van voor naar achter (ik heb in elk geval een foto van een grafsteen gezien waarop een gewone soldaat dit zo heeft), maar het is niet duidelijk of dat altijd zo gedragen werd door al die rangen, want erg praktisch lijkt het niet. Misschien dus dat de centurio dit als enige op het slagveld deed, om zo duidelijk zichtbaar te zijn voor de manschappen. Rangen boven de centurio zijn de kampprefect, de tribunes en de legaat. Deze rangen droegen mogelijk helmen van veel sierlijkere vorm. Het lijkt erop dat de kam daar wel weer van voor naar achter liep, maar mogelijk werd deze onderscheiden door struisveren en opvallende felle kleuren. Maar nogmaals, de kleuren zijn mij niet erg duidelijk.

      25 december 2020 at 12:37 pm

LAAT EEN REACTIE ACHTER