Het leven in het fort

De Romeinse soldaten leven in een kamp of een fort, waar ze zich met hun dagelijkse dingen bezighouden. In een klein fort of castellum zitten 500 tot 1000 soldaten, maar in een grote castra zit soms een heel legioen! De soldaten mogen officieel niet trouwen, maar hebben vaak genoeg toch een gezin, dat net buiten het fort woont. Dat is wel logisch als je 25 jaar in het leger zit.

CastellumIndeling van het fort. Een Romeins fort kan op verschillende manieren ingedeeld zijn. Er zijn in elk geval altijd een hoop barakken. Zo’n beetje middenin staat het hoofdkwartier (A). Hier zijn kantoortjes en een heiligdom met de standaarden en vaandels van de soldaten. Ook staat er een groot huis voor de bevelhebber van het kamp (B). Deze tekening lijkt op een fort dat bij Valkenburg in Zuid-Holland is gevonden. Daar was ook een hospitaal (C) voor zieke soldaten en er waren stallen voor cavalerie (D). Vaak is er ook een graanschuur. Als het fort aan een rivier ligt, zoals de Rijn in Nederland, is er ook een haventje (E). Het fort op deze tekening is een castellum, voor zo’n 500 soldaten. Een legioensfort is dus ongeveer tien keer zo groot!

ExercitieExercitie. Dit is een training waarbij je moet oefenen op het herkennen van commando’s en bevelen uitvoeren, zoals lopen, op tijd draaien en snel een bepaalde opstelling maken. Dat moet heel nauwkeurig! Ook in moderne legers bestaat dit nog. Het verschil is dat als een Romeinse soldaat een foutje maakt, hij een flinke mep op zijn harnas of schild krijgen kan.

barakBarakken. In het fort staan allerlei gebouwen. De meeste hiervan zijn de barakken, waar de soldaten slapen. Dit zijn langwerpige huizen. Met een groep van 8 soldaten (een contubernium) moet je een vrij kleine kamer delen, maar gelukkig staan daar stapelbedden. Zo’n contubernium krijgt ook een opslagkamer voor de wapenrustingen. Aan het einde van de barakken is een veel grotere kamer. Hier woont de centurio. Hogere officieren hebben een veel groter eigen huis in het fort.

Onderhoud. Natuurlijk moeten alle spullen en gebouwen gewoon schoongemaakt en soms ook gerepareerd worden. In rustige tijden worden de soldaten vaak ook ingezet voor de aanleg van wegen, kanalen of gebouwen. Zo hoeven ze zich in elk geval niet te vervelen.

Op wacht. Natuurlijk zijn er soldaten op wacht bij de poort, op de torens en op de muur. De wachtcommandant controleert dit, en oh wee als je ligt te pitten of weggelopen bent! Soms kun je je wachtronde afkopen voor geld, wat dan van je loon afgaat.

Muur. De muur om het fort is vaak van hout, maar hij is alsnog erg stevig omdat hij met aarde opgevuld is. Tussen het jaar 100 en 200 worden steeds meer van die houten muren vervangen door stenen muren. Een houten muur moet je namelijk heel uitgebreid verzorgen omdat de planken kunnen gaan rotten. Rondom de muur ligt vaak nog een gracht of greppel, soms zelfs twee! Probeer daar maar eens binnen te komen!

GevechtstrainingGevechtstraining. Dit lijkt gemakkelijk, maar het houten zwaard en het rieten schild worden zwaarder gemaakt dan de echte! Dat wordt zeker heftig als je na een tijdje moet trainen met je pantser aan! Zo raak je meer gewend dan nodig is, en lijkt een echt gevecht ineens veel minder zwaar voor je. Natuurlijk moet je ook oefenen met je speer, pijl en boog en slinger. Topsport!

Vrije tijdVrije tijd. Gelukkig heeft een Romeinse soldaat ook wel eens vrije tijd. Dan kan hij het fort uit om naar de winkels in de buurt te gaan. Of naar de kroeg, het badhuis, het amfitheater… Of om langs te gaan bij zijn liefje. Soms heeft een soldaat in zijn vrije tijd zelfs een bijbaantje.

Kampdorp. Rondom het fort staan vaak gebouwen zoals winkels, badhuizen en herbergen. Die kunnen veel aan de soldaten verdienen. Zo ontstaan er dus Romeinse nederzettingen in de grensgebieden.

Administratie. Middenin het kamp staat het hoofdkwartier. In dit grote gebouw worden de standaards van het leger bewaard en worden zaken geregeld zoals de post en de administratie. Er moet goed worden bijgehouden hoeveel geld elke soldaat nog moet krijgen, hoeveel eten er in voorraad is, enzovoorts. Dingen die je als soldaat koopt van het leger, zoals je eten, kleren en uitrusting, worden afgetrokken van je loon. Dat wordt allemaal op een soort rekening gezet. Wat er na een jaar nog overblijft wordt in muntgeld aan je uitbetaald.

 

Gezichtjes2WIST JE DIT AL?

De meeste plaatsen die in de Romeinse tijd in Nederland ontstonden, zijn ontstaan doordat er mensen in de buurt van de kampen en forten gingen wonen. Daardoor lagen de meeste plaatsen (maar niet alle) bij de Rijn. Toch waren dit nog geen echte steden.

De forten aan de grens bevatten meestal ongeveer 500 soldaten. Zo’n fort heet een castellum. Er zijn ook voorbeelden bekend van grotere forten met 1000 man, of kleinere miniforten. De meeste van deze grensforten hadden geen Romeinse legionairs maar hulptroepen.

Een groot legioenskamp of castra kon wel 6000 soldaten bevatten! Soms werden er ook tijdelijke kampen gebouwd voor een paar legioenen tegelijk. Bij Nijmegen stond in 19 voor Christus een kamp met wel 15.000 soldaten!

In Castellum de Hoge Woerd kun je zien hoe het er in en om een Romeins fort moet hebben uitgezien. Vlak naast dit fort stond bijvoorbeeld een badhuis voor de soldaten.

Ook in Leiden kun je een Romeins fort duidelijk terugvinden. In Park Matilo is de omwalling van het fort nagebouwd, met echte torens bij de poorten!

Als Romeinse soldaat kon je ook voor een tijdje naar een wachttoren gestuurd worden. De wachttorens stonden tussen de forten in om de weg langs de grens te bewaken. Je moest er dan met een klein groepje soldaten verblijven. Als er iets aan de hand was moest je dat met een sein aan de volgende toren doorgeven, net zo lang tot het bericht het fort bereikte.

 

Gezichtjes3FOUT!

De meeste forten langs de grens zaten niet vol met Romeinse legionairs, maar met hulptroepen. De legioensoldaten zaten vaak met een heel legioen in een groot centraal fort, al werden er soms kleine groepen naar een andere plek gestuurd. Wel zag je op den duur bijna geen verschil tussen de legionairs en de hulptroepen.

In de avonturen van Asterix de Galliër wonen de Romeinse legionairs in nogal vreemde kampen. De torens en poorten lijken op die van een permanent fort, maar de puntige omheining en de tenten doen weer denken aan een tijdelijk kamp. Als een fort echt een poos moest blijven staan had de muur geen punten maar kantelen en stonden er geen tenten maar huizen.

In de strip van Asterix worden de Romeinse forten ook geleid door een centurio. Dan zouden er niet veel soldaten in het fort moeten zijn, want een centurio is immers de baas over 80 soldaten. Meestal werd een fort geleid door een speciaal aangestelde commandant. Een castra met een heel legioen werd gewoon geleid door de legaat.