Flevum: de Romeinen in Noord-Holland

017Omdat de Limes zich aan de Rijn bevindt, denken veel mensen dat de Romeinen nooit een voet ten noorden van de rivier gezet hebben. Dat is onjuist, niet alleen vanwege handelscontacten en eventuele oorlogen, maar ook omdat de Romeinen rondom hun rijk het liefst een bufferzone hadden. In eerste instantie ging dat om een militaire bezettingszone, later meer om bondgenoten met een soort vazalstatus. Van uitwisseling met het noorden bleef dus sprake, terwijl in de eerste decennia van Romeins Nederland er sprake was van duidelijke militaire aanwezigheid in het noorden. En aangezien we de verschillende forten en plaatsen van de Rijngrens in Nederland al behandeld hebben, verleggen wij nu onze aandacht naar de forten langs de westkust. De eerste op de lijst ligt dus ten noorden van de Rijn: Flevum!

De Frisii Minores en Frisii Maiores. De namen hebben waarschijnlijk te maken met hun sterkte. (Deze kaart gaat ervan uit dat rondom Velsen Cananefaten wonen, hetgeen twijfelachtig is.)

De Frisii Minores en Frisii Maiores. De namen hebben waarschijnlijk te maken met hun sterkte. (Deze kaart gaat ervan uit dat rondom Velsen Cananefaten wonen, hetgeen twijfelachtig is.)

Hoewel de leek bij de Germaanse stam der Friezen snel aan Friesland denkt, deelden de Romeinen de Frisii op in twee groepen. De Frisii Maiores of Grote Friezen woonden in het oosten, dus waarschijnlijk in Noord-Nederland, terwijl de Frisii Minores of Kleine Friezen in Noord-Holland zullen hebben gewoond. (Voor u concludeert dat de naam West-Friesland hier op slaat: helaas! De naam stamt uit de Middeleeuwen.) De Frisii waren grotendeels veehouders en leefden volgens Plinius de Oudere in een bosachtig gebied of juist op terpen aan de kust. De stam moet rond 12 v. Chr. door Drusus onderworpen zijn, al lijken hier geen gevechten aan te zijn voorafgegaan. Blijkbaar ging de onderwerping min of meer vrijwillig en werd er belasting betaald in de vorm van koeienhuiden en hulptroepen. Friese gidsen moeten in de Waddenzee erg bruikbaar zijn geweest.

Het castellum bij Velsen is één van de weinige bekende forten ten noorden van de Rijn in Nederland.

Het castellum bij Velsen is één van de weinige bekende forten ten noorden van de Rijn in Nederland. (Illustratie van Graham Sumner.)

Nadat de Romeinse controle over het grote Germania verloren was gegaan met de Varusslag (9 na Chr.) bleef er ondanks alles sprake van Romeins oppergezag over de Frisii, of in elk geval in Noord-Holland. Rond 14 à 16 na Chr. werd er een vlootbasis geconstrueerd bij Velsen. Omdat het Oer-IJ, waaraan de basis gebouwd was, een belangrijke rivier in de Rijndelta en een goede weg naar het Flevomeer, diende het waarschijnlijk als steunpunt voor de wraaktochten die Germanicus achter de Rijn hield. In eerste instantie moet het fort maar 1 hectare groot geweest zijn, maar uiteindelijk werd het naar een hectare of 7 uitgebreid. Op zijn hoogtepunt besloeg Flevum een dubbel fort en ook nog eens een haven. Het tweede fort, in de archeologie Velsen-2 genoemd, lag wat meer stroomafwaarts en is waarschijnlijk pas veel later gebouwd. Vondsten van potscherven en andere artikelen in de omgeving maken de aanwezigheid van wijn en olie duidelijk. Vrij interessant zijn de Friese heiligdommen in de omgeving. Twee bevinden zich een stuk naar het noorden, in Beverwijk en bij Uitgeest. Ten zuiden van Flevum lag het heiligdom van Velserbroek, dat vanaf de IJzertijd tot in de 3e eeuw in gebruik moet zijn geweest. Dit heeft tot het vermoeden geleid dat de regio een belangrijk godsdienstig centrum was, wat de Romeinse aanwezigheid des te meer verklaard. Het zou kunnen dat de Romeinen met opzet de locatie gekozen hebben vanwege de centrale functie ervan.

De vondsten uit Velsen. Omdat de slingerkogels opraakten moesten er razendsnel nieuwe gegoten worden, dus drukte men zijn vingers in de aarde.

Schedels, slingerkogels en andere vondsten uit Velsen.

Dat Velsen waarschijnlijk Flevum was, blijkt uit vondsten die duiden op een belegering. Tacitus vertelt in zijn verslag namelijk over een grote opstand onder de Frisii nadat een bevelhebber genaamd Olennius in 28 na Chr. de belastingen verhoogd zou hebben. De afspraken zouden namelijk duidelijk zijn geweest over de hoeveelheid huiden maar niet over het formaat, waarop Olennius huiden van oerossen eiste in plaats van die van het veel kleinere vee. Nadat de belastinginners door de Frisii gedood waren, trokken Olennius en zijn soldaten zich terug in het fort en doorstonden beleg. Vondsten van slingerkogels die duidelijk in de vorm van vingerkootjes zijn duiden erop dat de toestand in Velsen nijpend was: men moest tijdens het gevecht in allerijl nieuwe kogels maken, wat werd gedaan door met de vingers gaten in de aarde te drukken waarna er lood in gegoten werd. Maar liefst 520 kogels werden aangetroffen! De eerste aanval van de Frisii werd namelijk succesvol afgeslagen met “echte” slingerkogels (de amandelvormige) terwijl een tweede aanval, waarvoor de tweederangs versie gebruikt werd, tot in het kamp wist te komen. Een derde aanval kwam van over het water, maar was niet goed gecoördineerd met de tweede, zodat het garnizoen beide wist terug te drijven en overleefde. Volgens het verslag van Tacitus werden Olennius en zijn mannen ontzet door Legio V Alaudae.

Pugio (dolk) en militair riembeslag uit Velsen.

Pugio (dolk) en militair riembeslag uit Velsen.

Toen het beleg van Velsen eenmaal was opgebroken, werd het fort geëvacueerd. Een vondst van een lijk in het Oer-IJ, bovenop een laag afval in de Romeinse haven, maakt duidelijk dat de evacuatie zo haastig ging dat er geen tijd was om de doden fatsoenlijk te begraven of cremeren, zodat er waarschijnlijk lijken in het water gedumpt werden. Drie andere lijken werden nogal haastig begraven door ze in putten te werpen, zodat de waterbronnen (en daarmee het fort) niet door anderen gebruikt kon worden. Eentje droeg een munt bij zich, geslagen tussen 22 en 30 na Chr., wat datering van de belegering mogelijk maakte. Toch is het volledige bewijs dat het fort bij Velsen daadwerkelijk Flevum is niet volledig geleverd, ondanks dat er sterke aanwijzingen voor zijn.

Gouverneur Corbulo kreeg geen toestemming om het land van de Frisii opnieuw te bezetten. Velsen werd nu voorgoed ontruimd.

Gouverneur Corbulo kreeg geen toestemming om het land van de Frisii opnieuw te bezetten. Velsen werd nu voorgoed ontruimd.

Ondanks de opstand en de evacuatie die erop volgde (als het gaat om de opstand waar Tacitus over spreekt, moeten de Romeinen in het Woud van Baduhenna een lelijke nederlaag geleden hebben) was dit niet het einde van fort Velsen. De vondst van een tabula in Tolsum, die gedateerd kan worden op 29 na Chr., zou al herstel van Romeinse invloed kunnen betekenen. Uiteraard kan dit ook een uitwisseling op handelsterrein zijn, maar van de andere kant betekent dat dus dat het gebied niet buitengewoon vijandig was. Het fort bij Velsen moet rond 35 na Chr. herbouwd zijn. Velsen 2, 600 meter verderop, volgde niet lang daarna rond 40 na Chr., toen Caligula de Rijndelta bezocht. Praetorium Agrippinae en mogelijk nog enkele andere Rijnforten werden rond deze tijd gebouwd, waarschijnlijk met als doel de regio te stabiliseren en de invasie van Brittannia daarmee te vergemakkelijken. Al 7 jaar later moet Velsen in zijn geheel opgegeven zijn toen keizer Claudius (om dezelfde reden van stabiliteit) gouverneur Corbulo opdracht gaf om alle gebied ten noorden van de Rijn met rust te laten. Dat de monding van het Oer-IJ aan het dichtslibben was droeg ook bij aan het gebrek aan belang van het fort. Hoewel contact met de Frisii en eventuele bondgenootschappen nadien niet uitgesloten zijn, zou het fort vanaf 50 na Chr. niet meer bezet worden.

Romeins soldaat en Friese krijger, naast elkaar in het Huis van Hilde.

Romeins soldaat en Friese krijger, naast elkaar in het Huis van Hilde.

De eerste ontdekkingen van de forten bij Velsen vonden plaats in 1945, bij afbraak van de Atlantikwall toen Velsen-2 ontdekt werd. In de jaren ’50 vond bij de aanleg van de Velsertunnel het eerste echte onderzoek plaats. Velsen-1 volgde in 1972. Nog tot in de jaren ’90 waren er opgravingen in Velsen. Een museum op de plek zelf is niet van de grond gekomen, maar wie vondsten uit Velsen en de rest van Noord-Holland wil bewonderen kan terecht in het Huis van Hilde, te Castricum.

Giel

Giel

Giel is al sinds zijn prilste jeugd diep geïnteresseerd in geschiedenis en in de Romeinse tijd in het bijzonder. Na zijn MA in geschiedenis te hebben gehaald aan de Universiteit Leiden is hij zelf dieper en dieper in het Romeinse verleden (met name dat van Nederland) gaan graven. Naast geschiedwetenschappelijk onderzoek houdt hij zich bezig met het omzetten van de resultaten in creatieve projecten, opdat er leerzaam doch leuk materiaal geproduceerd wordt. Hoofdinteresses zijn de geschiedenis van het Romeinse rijk, de Romeinen in Nederland en het Romeinse leger.

LAAT EEN REACTIE ACHTER