Vitellius: wreedaard en vreetzak

dikzakNa de dood van Nero werd het keizerschap aan Galba, de leider van de opstandige gouverneurs, gegeven. Maar de onrust in het rijk was nog niet verdwenen en op het jaar 68 volgde het Vierkeizerjaar. Van de vier keizers die Rome dat jaar kende was Vitellius misschien wel de beruchtste. Hij was de derde van de keizers en ook degene die het meest is verguisd door de geschiedschrijving. Was dit om hem in een extra kwaad daglicht te zetten, om zo de Flavische dynastie na hem gunstiger neer te zetten? 

Aulus Vitellius stamde uit het geslacht der Vitellii, een voorname familie die zich beriep op afstamming van de natuurgod Faunus en de vrouw Vitellia. Zoals gebruikelijk maakten veel leden van deze familie een politieke carrière, de cursus honorum. Lucius Vitellius, de vader van Aulus, was als consul een invloedrijke figuur aan het hof van keizer Claudius. Aulus Vitellius zelf was op 24 september 15 na Chr. geboren. Hij zou zijn opgegroeid aan het hof van Tiberius en als deel van de hofhouding zijn meegegaan naar Capri. Op Capri zou hij de bijnaam Spintria hebben opgedaan, wat zoveel betekende als “Sluitspierartiest”, een spotnaam die zou duiden op het hebben van passieve anale seks, wat in de adellijke Romeinse kringen als zeer verfoeilijk werd beschouwd. Of deze roddels nu waar zijn of niet, in 48 na Chr. werd hij tot consul benoemd en tijdens de regering van Nero schopte hij het tot senator. Tacitus omschrijft hem als één van de grootste kruipers uit die tijd. Daar moet overigens bij vermeld worden dat Tacitus en de andere grote historici sowieso al niet erg lovend over Nero’s regering zijn. Ook de vraatzucht van Vitellius wordt rond deze periode al vermeld. Rond het jaar 60 moet Vitellius proconsul van de provincie Africa zijn geweest.

Het Vierkeizerjaar: na de dood van Nero is het Romeinse Rijk een korte tijd een chaos van pretendenten. Bruin is voor Galba, grijs voor Vitellius en lila voor Vespasianus. (Zij kwamen niet tegelijk in opstand.)

Het Vierkeizerjaar: na de dood van Nero is het Romeinse Rijk een korte tijd een chaos van pretendenten. Bruin is voor Galba, grijs voor Vitellius en lila voor Vespasianus. (Zij kwamen niet tegelijk in opstand.)

In 68 kwam er echter een grote verandering. Servius Sulpicius Galba, de propraetor van Hispania Tarraconensis (Noord-Spanje) kwam in opstand tegen Nero toen hij hoorde dat deze van plan was hem ter dood te brengen en sloot zich aan bij de opstand van Vindex, die in hem een geschikte tegenkeizer zag. Galba weigerde echter bewust om de keizerstitel die zijn troepen aan hem wilden geven aan te nemen en noemde zich Legaat van de Senaat, om zo de Senaat aan zijn kant te krijgen. Op 8 juni, na de zelfmoord van Nero, besloot de Senaat Galba tot keizer uit te roepen en in oktober bereikte hij met zijn leger en bondgenoten de hoofdstad. Onmiddellijk zat hij met twee grote problemen: de consolidatie van zijn macht en de nijpende financiën. Hij trad wreed op tegen soldaten die een hoge beloning voor hun trouw eisten (en daarmee dus in feite corrupt leken) en hief hoge belastingen in provincies die aarzelden om hem te accepteren, wat niet bepaald populaire maatregelen waren. Bovendien trachtte Galba zuinig aan te doen, met weinig vertoon of pracht en praal, wat hem bij het volk blijkbaar een imago van een hardvochtige vrek gaf. Hij kondigde veel doodvonnissen af zonder proces en nam vrijwel nooit een verzoek tot burgerrecht aan. Alsof dat allemaal nog niet erg genoeg was, was Galba ernstig op leeftijd (hij was 68 toen hij de macht greep) zodat hij maar weinig energie had en voor zijn regering sterk afhankelijk was van zijn vertrouwelingen, die de Drie Pedagogen werden genoemd. De populariteit van Galba als keizer nam dan ook snel af. Tacitus schrijft dat iedereen hem het keizerschap waardig noemde, tot het moment dat hij daadwerkelijk keizer werd.

Niet-Romeinse buste die Vitellius voorstelt. Hij wordt omschreven als een lange man met een dikke buik en roze wangen van de wijn. (Bron: Louvre)

Niet-Romeinse buste die Vitellius voorstelt. Hij wordt omschreven als een lange man met een dikke buik en roze wangen van de wijn. (Bron: Louvre)

Dat Galba zoveel blunders beging kwam misschien ook door een ernstig gebrek in mensenkennis: hij maakte regelmatig ernstige inschattingsfouten wat de mensen om hem heen betrof, wat hem tot een onbekwaam politicus maakte. Hij was echter wel wijs genoeg om te snappen dat de troepen in Germania een risicofactor waren. De legioenen van Germania Superior hadden zijn bondgenoot Vindex verslagen en getracht hun opperbevelhebber Verginius Rufus tot keizer uit te roepen, wat Verginius zelf geweigerd had. Hierop verving hij Rufus door Hordeonius Flaccus, een ziekelijke man met jicht. Galba’s gedachte was dat Flaccus niet gevaarlijk zou zijn, maar de fout was dat Flaccus zijn onrustige troepen nauwelijks onder controle kon houden. Bovendien voelde Valens, de legaat van het eerste legioen, de enige commandant in Germania Inferior die Galba wel gesteund had, zich gepasseerd nu het gouverneurschap aan hem voorbijging. In Germania Inferior was eenzelfde vacature omdat gouverneur Fonteius Capito hier vermoord was door Valens en zijn collega Aquinus, omdat Capito coupplannen zou hebben gesmeed. Tot vrijwel ieders verrassing benoemde Galba Vitellius tot gouverneur van Germania Inferior. Galba’s idee was dat iemand die alleen aan eten dacht geen gevaar zou vormen, in het bijzonder omdat Vitellius met een eigen, afgelegen provincie zijn buik naar hartenlust zou kunnen vullen. De keus was bijzonder frappant, want Vitellius verkeerde op dat moment in dusdanige schulden dat hij niet eens zijn reis naar het noorden kon betalen. Om aan geld te komen moest hij zijn huis verhuren, zijn vrouw en kinderen onderbrengen in een gehuurd appartement en een parel van zijn moeder verpanden. Om zijn schuldeisers af te houden strooide hij tal van valse beschuldigingen in het rond. Je zou denken dat zijn gouverneurschap een grote aanfluiting zou worden.

Galba was geen populaire keizer, mede door zijn zuinige en hardvochtige imago. Hij was een onbekwaam politicus.

Galba was geen populaire keizer, mede door zijn zuinige en hardvochtige imago. Hij was een onbekwaam politicus, die een hoop onhandige keuzes maakte.

Het liep echter anders. Bij aankomst in Germania deed Vitellius wat slimme zetten door nogal onrechtvaardige maatregelen die zijn voorganger onder Nero gedaan had terug te draaien, wat zijn populariteit bij de legioenen behoorlijk deed stijgen. Galba was ondertussen niet erg populair bij deze troepen, die hem als een usurpator zagen en zijn strenge regering niet echt konden waarderen. op 1 januari 69 bleek wel hoe ontevreden zij waren. De soldaten zouden bij aanvang van het nieuwe jaar hun eed aan de keizer hernieuwen, maar zij weigerden Galba trouw te zweren. Daar er in eerste instantie geen sprake was van een daadwerkelijke opstand en de legioenen geen andere keizer hadden aangewezen, was dit nieuws nog niet buitengewoon alarmerend. Wel maakte Galba op 10 januari zijn opvolger bekend. Galba was zoals gezegd al flink oud en één van zijn medestanders, Marcus Salvius Otho, hoopte gezien zijn positie en aandeel in de opstand tegen Nero dan ook dat hij de begunstigde zou zijn. Alleen daarom al had hij zich destijds bij Galba aangesloten, evenals vanwege zijn persoonlijke wrok jegens Nero, die hem zijn vrouw Poppaea afhandig gemaakt had. Galba achtte de in zijn ogen nogal op Nero gelijkende Otho echter ongeschikt en benoemde ene Piso als zijn opvolger.  Binnen een paar dagen reageerde Otho door met enorme bedragen de belangrijkste Praetorianen om te kopen, zodat Galba op 15 januari door ruiters uit zijn eigen lijfwacht vermoord werd, een bloedbad waarin ook Piso de dood vond. Daarna zetten de Praetorianen de Senaat onder druk om Otho te benoemen, zodat hij de eerste keizer was die door openlijke moord aan de macht kwam. Omgeven door chaos, muiterij en burgeroorlog moest de Senaat wel akkoord gaan met de benaming van Otho, die een damnatio memoriae over Galba afkondigde, tot vreugde van het volk dat de herinnering aan Nero nog een warm hart toedroeg en Otho liefkozend met deze naam toeriep. Bij de elite was hij minder populair vanwege zijn liberale stijl en de regering viel hem toch wel zwaar. Maar intussen hadden de troepen van Germania hun nieuwe keizer al uitgeroepen: Vitellius.

Keizer Otho kwam aan de macht door een laffe moord op zijn voorganger, maar gaf zich later op moedige wijze gewonnen.

Keizer Otho kwam aan de macht door een laffe moord op zijn voorganger, maar gaf zich later op moedige wijze gewonnen.

De troepen in Germania Inferior en Superior hadden op 1 januari hun eed aan Galba niet hernieuwd en Valens had hier samen met Caecina, de bevelhebber van het legioen Ara Ubiorum (Keulen) gebruik van gemaakt. Toen het leger in Mogontiacum (Mainz) de eed niet had afgelegd was een aquilifer als vertrouwenspersoon van de legionairs naar Germania Inferior gereden met dit nieuws, eerst naar Bonna (Bonn) waar Valens was, daarna naar Ara Ubiorum. Van daaruit werden er tal van koeriers uitgezonden om de andere commandanten in te lichten. Maar de volgende dag arriveerde Valens met een groep ruiters in Ara Ubiorum en riep Vitellius tot keizer uit. Een dag later, op 3 januari zwoeren de legioenen in Mogontiacum Vitellius trouw en de rest volgde dit voorbeeld al snel. Uiteindelijk bleek Vitellius dit wel te zien zitten en hij aanvaardde de keizerstitel. De procurator van Belgica, die Galba van de weigering van de eed had ingelicht, werd ter dood gebracht en de commandant van de Rijnvloot werd gevangen gezet: alle lastpakken moesten uit de weg. Andere partijen werden gepaaid. Vitellius huwelijkte zijn dochter uit aan de gouverneur van Belgica en wist al snel ook de steun te winnen van de gouverneurs van Gallia Lugdunensis, Brittannia, Hispania en Raetia. Met de 7 legioenen in Germania en alle hulptroepen kon hij een enorm leger formeren: 30.000 man onder Caecina en 40.000 man onder Valens. Deze troepen gingen in januari op weg naar Rome, terwijl Vitellius later zou volgen. Onderweg in Gallië stuitte Valens op de acht Bataafse cohorten, die vanuit Italië door Galba naar Brittannië waren gestuurd. Ook zij sloten zich aan.

Koperen as met Vitellius' beeltenis, ook hier weer met onderkin.

Koperen as met Vitellius’ beeltenis, ook hier weer met onderkin.

Pas toen Otho door Galba’s persoonlijke correspondentie ging ontdekte hij hoe groot het gevaar uit Germania was. Hij deed nog een poging om Vitellius gedeelde macht aan te bieden, maar zijn aanbod werd afgewezen. En dat was niet best. Otho’s machtsbasis lag vooral in het zuiden en het oosten van het rijk, terwijl Vitellius’ legers uit het noordwesten kwamen en in rap tempo naderbij kwamen. Het was duidelijk dat de legioenen van Otho nooit snel genoeg in Italië konden zijn om dit te stuiten. Zelfs de drie legioenen op de Balkan, die zich in allerijl mobiliseerden, zouden het niet halen. Hoewel de Praetorianen een flinke strijdmacht vormden en Otho een sterke vloot had, was Otho alsnog doodsbenauwd en begon in allerijl nieuwe legioenen op te richten, met een 2000 man tellend gladiatorenleger als kroon op het bizarre werk. Met dit onervaren en curieuze allegaartje trok hij noordwaarts. De meeste van zijn commandanten adviseerden hem om een gevecht uit te stellen tot de Balkanlegioenen gearriveerd waren, maar Otho sloeg dit in de wind en beide partijen troffen elkaar op 14 april bij Bedriacum (Calvatone). Toen bleek Otho’s haastig in elkaar geflanste leger ernstig in het nadeel, wat paniek en slecht moreel opleverde. De eerste dag werden velen gedood, de tweede dag lieten Otho’s soldaten de vijand gewoon het kamp binnen als vrienden. Otho was met de reserves achtergebleven in Brixellum (Brescello). Deze troepen waren nog steeds bereid te vechten en de Balkanlegioenen waren intussen al flink dichtbij. Maar Otho scheen zichzelf het bloedvergieten en de nederlaag en die zijn haast teweeg had gebracht, te verwijten en verklaarde in een afscheidsrede dat het beter was dat één iemand voor allen stierf dan allen voor één. De volgende ochtend stak hij zichzelf om die reden dood, wat hem postuum erg veel respect opleverde.

Vitellius stond bekend om zijn decadentie en vraatzucht. (Thomas Couture, Les Romains de la décadence (1847) Musée d'Orsay)

Vitellius stond bekend om zijn decadentie en vraatzucht. (Thomas Couture, Les Romains de la décadence (1847) Musée d’Orsay)

Vitellius had nu de macht in handen en bereikte Rome in juli. Het eerste wat hij deed was de eenheden van de Praetoriaanse Garde ontbinden en zijn eigen mensen op die positie aanstellen, als beloning voor hun hulp. Bovendien hadden 120 Praetorianen een beloning gevraagd voor de moord op Galba, wat Vitellius zwaar bestrafte. Maar al snel bleek Vitellius niet alleen vraatzuchtig maar ook wars van elke traditie. Hij trok Rome binnen als triomferende generaal, aan het hoofd van zijn troepen met de aquila (legioensadelaar) in zijn hand, maar bovenal met getrokken zwaard! Verder gaf hij zichzelf het geestelijk ambt van Pontifex Maximus op 18 juli, een beruchte nefastus (ongeluksdag) omdat het de dag was waarop de Romeinen in 390 v. Chr. een grote nederlaag tegen de Galliërs hadden geleden. Op de Campus Martius hield hij een grote uitvaart voor keizer Nero, wat zijn populariteit bij de elite geen goed deed. Wel opvallend is dat Vitellius de eerste keizer was die niet de naam Caesar voerde, waarschijnlijk omdat deze naam met het Julisch-Claudische Huis werd geassocieerd, of om de Nero hatende elite te paaien. In plaats daarvan noemde hij zich Aulus Vitellius Germanicus Augustus, wat toepasselijk was omdat de troepen uit Germania hem aan de macht geholpen hadden. Suetonius, wiens vader aan de zijde van Otho vocht, schrijft erg negatief over Vitellius’ regering, maar merkt wel op dat Vitellius in eerste instantie wel degelijk trachtte een goed bestuurder te zijn. Tacitus wijst erop dat Vitellius het gebruik om corvees en andere diensten in het leger af te kopen verbood, omdat dit veel weg had van steekpenningen en vooral zelfverrijking van de centurions betekende. Verder verbeterde hij de carrièremogelijkheden van diverse standen. De equites kregen meer mogelijkheden tot administratieve ambten en niet alles werd meer uitbesteed aan vrijgelatenen. Hij weerde vanaf 1 oktober ook alle astrologen uit Italië. Toen sommigen van hen reageerden met een voorspelling van zijn dood liet hij elke astroloog die hij te pakken kreeg ter dood brengen.

Terracotta beeld van Antonius Primus, de man die Vitellius afzette, door Marc Arcis.

Terracotta beeld van Antonius Primus, de man die Vitellius afzette, door Marc Arcis.

Vitellius bleek inderdaad een wreed heerser, maar ook een veelvraat. Zijn onorthodoxe gedrag maakte hem al niet erg populair bij de elite, maar zijn decadentie nog veel minder. Volgens Suetonius was hij een luilak en een platvloerse hedonist, die wel vier banketten per dag bijwoonde, hetgeen hij voor elkaar zou hebben gekregen door het gebruiken van klysma’s of de beruchte gewoonte om tussendoor over te geven. De keizer zou door Valens en Caecina, als archetype van slechte raadgevers, zijn aangemoedigd tot al deze excessen. Voor elk banket zou hij zichzelf weer in een ander huis hebben laten uitnodigen.  Hij zou allerlei zeldzame delicatessen hebben laten aanvoeren door de vloot om zichzelf ermee vol te proppen. Na een voorspelling dat hij langer zou regeren als zijn moeder stierf zou hij haar zelfs hebben laten uithongeren. Bij offerceremonies zou hij van de offergaven gesnoept hebben. De verhalen zijn zo extreem dat zelfs Tacitus en Cassius Dio, die absoluut niet lovend over Vitellius schrijven, er hun twijfels bij hebben. Toch zijn ook zij erg negatief over Vitellius’ bewind, maar dan meer vanwege zijn wreedheid. Opnieuw werden er meerdere vooraanstaande personen ter dood gebracht, waaronder zijn oude schuldeisers maar ook iedere potentiële rivaal. Ditmaal werden echter ook gewone mensen zomaar ter dood gebracht, soms zelfs om de meest onzinnige redenen, zoals het doen van negatieve uitlatingen over de Blauwen, een ploeg wagenrenners. Wie de keizer tot erfgenaam had benoemd was ook zijn leven niet langer zeker, waarmee Vitellius hoopte de schatkist sneller aan te vullen. Potentiële rivalen werden met beloftes op een belangrijke aanstelling naar het paleis gelokt en daar gewoonweg vermoord.

Vitellius vond de dood op de Gemonische Trappen of Trap der Zuchten, een executieplaats die vermoedelijk op de hier aangegeven plek lag.

Vitellius vond de dood op de Gemonische Trappen of Trap der Zuchten, een executieplaats die vermoedelijk op de hier aangegeven plek lag.

Naarmate de tijd verstreek werd zijn bewind in Rome dus impopulairder dan dat van al zijn voorgangers. Al in juli, toen Vitellius Rome bereikte, was er bovendien een tegenreactie gekomen van de legioenen in het oosten. De oostelijke provincies hadden hun opperbevelhebber Vespasianus, die al enkele jaren bezig was met het bestrijden van de Joodse opstand, tot keizer uitgeroepen op 1 juli in Alexandrië. Meerdere provincies sloten zich snel aan, maar het waren niet alleen de provincies in het Midden-Oosten: ook Pannonia en meerdere Balkanprovincies sloten zich aan. Vitellius moest zo snel hij kon reageren en liet de troepen die hij naar het noorden had teruggestuurd het bevel geven om te keren. Vespasianus speelde het spel echter slim: hij zorgde ervoor dat hij Alexandrië snel in handen kreeg, zodat een groot deel van de graanaanvoer naar Rome geblokkeerd werd. Bovendien had hij in zijn tijd in Brittannië connecties opgebouwd met de Bataafse elite, die hij zo ver kreeg een opstand tegen Vitellius te beginnen en zo de aandacht te verdelen. Caecina kreeg de opdracht om naar het noorden van Italië te gaan en de 5 naderende legioenen onder Marcus Antonius Primus, uit Pannonia en Moesia, tegen te houden. Caecina bleek ineens helemaal niet zo loyaal meer: hij trachtte zijn soldaten zo ver te krijgen over te lopen naar Vespasianus’ zijde. De soldaten waren van heel andere makelij en zetten hun verraderlijke generaal gevangen. Valens was ziek in Rome achtergebleven, maar tegen de tijd dat hij zich beter voelde en naar het noorden ging om zich bij het leger te voegen, was het al te laat. Er had in oktober een tweede grote slag bij Bedriacum plaatsgevonden en het leger was verpletterend verslagen. Valens was niet van plan zomaar op te geven en voer vanuit Pisa naar Gallië, in de hoop hier nieuwe troepen te kunnen ronselen. Geland in Hercules Monoecus (Monaco) kreeg hij echter het advies om niet landinwaarts te trekken: de afgedankte leden van Otho’s Praetoriaanse Garde waren bij elkaar geroepen door een commandant die op handen van Vespasianus was, en de ex-Praetorianen stonden te popelen om Vitellius mores te leren. Een poging van Valens om zijn heil elders te zoeken faalde toen hij schipbreuk leed en gevangengenomen werd.

In december waren de vijandelijke legioenen vlakbij. Nu het er zo slecht uitzag voor Vitellius bleek hij veel laffer dan zijn voorganger. Hij probeerde zijn huid te redden door af te treden, onder de voorwaarde van een vrije aftocht en 100 miljoen sestertiën. De stadsprefect Flavius Sabinus werd uitgestuurd om hierover te onderhandelen met Antonius Primus. Hoewel die akkoord ging stonden de Praetorianen Vitellius niet toe te vertrekken. Vitellius raakte in paniek en beschuldigde Sabinus van verraad. Toen deze zich op het Capitool verschanste, liet Vitellius de heuvel bestormen en de tempel van Jupiter Optimus Maximus in brand steken. Uiteindelijk bereikte Antonius Primus Rome. Vitellius probeerde zich te verstoppen in het huisje van de portier, maar werd ontdekt. Met zijn handen op zijn rug gebonden en een touw om zijn nek sleepte men hem het Forum op. Zijn voorgangers Nero en Caligula mogen door de historici dan als tirannen omschreven zijn, maar hun dood had het volk nog geschokt, terwijl de menige de om zijn leven smekende Vitellius uitschold en met mest en rotte vruchten bekogelde. Op 22 december 69 werd de 54-jarige Vitellius naar de Gemonische Trappen gebracht, een gebruikelijke executieplaats. Zoals gebruikelijk werd hij gedood middels wurging, waarna hij van de trappen geworpen werd om uiteindelijk in de Tiber gesmeten te worden. Zijn laatste woorden waren, naar men zegt: “Toch was ik jullie keizer.” Primus had nu in feite de macht in Rome in handen en werd door de Senaat tot consul benoemd. Niet lang na zijn overwinning arriveerde Mucianus, de bevelhebber van Syrië, in Rome, samen met Vespasianus’ zoon Domitianus. Primus werd wegens het plunderen van de stad en eigenmachtig handelen weggestuurd, waarna Mucianus de orde herstelde en uit naam van Vespasianus Rome bestuurde, tot deze de stad bereikte. Valens werd gedood en zijn hoofd werd aan de laatste aanhangers van Vitellius gestuurd om hun moreel te breken. Caecina werd vrijgelaten door Vespasianus, maar bleek tien jaar later betrokken bij een complot tegen de nieuwe keizer en werd toen terechtgesteld. De zwaarste dobber zou Vespasianus hebben aan het herstellen van de financiën en het neerslaan van de Bataafse opstand.

Giel

Giel

Giel is al sinds zijn prilste jeugd diep geïnteresseerd in geschiedenis en in de Romeinse tijd in het bijzonder. Na zijn MA in geschiedenis te hebben gehaald aan de Universiteit Leiden is hij zelf dieper en dieper in het Romeinse verleden (met name dat van Nederland) gaan graven. Naast geschiedwetenschappelijk onderzoek houdt hij zich bezig met het omzetten van de resultaten in creatieve projecten, opdat er leerzaam doch leuk materiaal geproduceerd wordt. Hoofdinteresses zijn de geschiedenis van het Romeinse rijk, de Romeinen in Nederland en het Romeinse leger.

LAAT EEN REACTIE ACHTER