Batavodurum, Oppidum Batavorum en laat Noviomagus: Romeinen en Bataven op en om het Valkhof

053In onze reeks over Romeinse plaatsen reizen we de Waal af en hebben inmiddels Nijmegen bereikt. Het beroemde Ulpia Noviomagus lag in het westen hiervan, aan de oever van de Waal. Een paar kilometer naar het oosten, aan de rand van het centrum van Nijmegen, komen we aan een heuvel die het Valkhof heet, waar het gelijknamige museum staat. Hier bevond zich nog een kern van de Romeinen, die voor Ulpia Noviomagus als centrum van de Bataafse gemeenschap diende. De nederzetting die hier lag stond bekend als Batavodurum of Oppidum Batavorum.

De Bataven waren vermaard om hun zwemmers en ruiters.

De Bataven waren vermaard om hun zwemmers en ruiters.

Wanneer het Valkhof door Bataven bewoond raakte is niet geheel duidelijk, maar aangezien de stam waarschijnlijk vrij vroeg in de Romeinse tijd of zelfs kort daarvoor al het gebied rondom de Waal binnen trok, kan dit tussen 50 en 12 v. Chr. al gebeurd zijn. De twee Romeinse namen waar de plek mee aangeduid wordt hebben tot discussie geleid of het niet over twee verschillende steden moet zijn gegaan, maar van de andere kant zijn namen wel vaker veranderd in de loop van de Romeinse tijd en is er verder geen bewijs van een tweede dominante Bataafse plaats. Beide namen duiden sterk op de Keltische invloed in de Lage Landen: Batavodurum is Gallisch voor “Bataafse markt” terwijl het Latijnse Oppidum Batavorum verwijst naar een Keltisch oppidum, oftewel versterkte nederzetting. De laatste naam zou dus zoveel als Batavenstad of Batavenburg kunnen betekenen.

Een kunstwerk op het Kelfkensbos, voor Museum het Valkhof, bevat een replica van de godenpijler.

Een kunstwerk op het Kelfkensbos, voor Museum het Valkhof, bevat een replica van de godenpijler.

Dat de stichting van de plaats vrij vroeg moet hebben plaatsgevonden, blijkt uit de vondst van de zogenaamde Godenpijler op het Valkhof. De pijler in kwestie is een overwinningsmonument dat Romeinse goden afbeeldt evenals een man in toga die Tiberius zou kunnen voorstellen. Als de pijler bedoeld is om Tiberius te eren in zijn periode als veldheer in de regio, moet hij tussen 8 v.Chr. en 5 na Chr. gemaakt zijn. De plaats werd in elk geval gekozen als centrum van het Romeinse bestuur over de Bataafse gemeenschap en diende dus in feite als hoofdstad van de stam. Dit maakte dat de Bataafse elite, met name degene die als veteranen uit de Romeinse hulptroepen afzwaaiden, zich liever in Romeinse stijl vestigden, bij voorkeur in de buurt van dit machtscentrum. Tegelijkertijd trok die elite natuurlijk ook weer handelaren aan, die van hieruit ook gemakkelijk goederen naar de militaire vestingen in het oosten konden brengen. De Batavenburg moet dus tot een aardige stad zijn uitgegroeid. Waarschijnlijk reikte hij van middenin het huidige centrum van Nijmegen tot pakweg een kilometer naar het oosten, tot aan de Barbarossastraat op de Hunnerberg, op nog geen 500 meter van de militaire vesting daar. Van noord naar zuid nam de stad een meter of 300 in beslag.

Nijmegen voor de Bataafse opstand. Ondanks de vrij organische omtrek op deze kaart was Batavodurum (rood) waarschijnlijk in vrij (Gallo-)Romeinse stijl gebouwd.

Nijmegen voor de Bataafse opstand. Ondanks de vrij organische omtrek op deze kaart was Batavodurum (rood) waarschijnlijk in vrij (Gallo-)Romeinse stijl gebouwd.

Het is een misvatting dat Oppidum Batavorum er als Bataafse hoofdstad uit zou zien als een Keltisch oppidum of een hele grote versie van een Germaans dorp. In feite moet de stad qua ontwerp meer op een Romeinse stad hebben geleken, met rechte straten in keurige hoeken van 90 graden en met stadswoningen in stijl van een Romeins provinciestadje. Provinciestadje, want bij grotere steden als Keulen of Xanten haalde de stad het vast niet, laat staan bij een metropool als Rome. Uit vondsten die in 2006 en 2007 op het Sint Josephhof zijn gedaan blijkt dat er echter wel degelijk bewoners waren die zich fresco’s en andere luxeproducten konden veroorloven. De straten moeten met grint bedekt zijn geweest. Op grond van de nabijgelegen grafvelden valt een schatting van het aantal inwoners te maken, waarbij we aan een stuk of duizend kunnen denken.

De Bataven in de opstand waren mogelijk te herkennen aan de wezels rondom hun helmen.

De Bataven in de opstand waren mogelijk te herkennen aan de wezels rondom hun helmen.

Uiteindelijk ging de Batavenstad ten onder in de Opstand der Bataven. In de latere fasen van de opstand, in 70 na Chr., werden de rebellen gedwongen om zich terug te trekken achter de Waal. Volgens Tacitus staken de Bataven hierbij hun eigen stad in brand, om deze niet aan de Romeinen prijs te hoeven geven. Als dit werkelijk zo gegaan is kan het de trots zijn geweest waar Tacitus op duidt, maar ook praktische oorlogvoering. Indertijd was het vaker gebruikelijk om een ontruimde plaats aan de vlammen prijs te geven en deze zo onbruikbaar voor de vijand te maken. Hoe het ook zij, de stad werd na 70 na Chr. zo goed als ontruimd. De weg die er doorheen had gelopen over het Kops Plateau, werd hierna omgeven door begraafplaatsen, terwijl Ulpia Noviomagus in het westen floreerde.

Een zichtbaar hypocaustum aan de voorzijde van het casino aan de Nijmeegse Waalkade. Het is een overblijfsel van laat-Romeins Noviomagus.

Een zichtbaar hypocaustum aan de voorzijde van het casino aan de Nijmeegse Waalkade. Het is een overblijfsel van laat-Romeins Noviomagus.

Pas in de 4e eeuw werd het Valkhof weer het centrum van Romeins Nijmegen. Na de herovering van het Gallische Keizerrijk door keizer Aurelianus waren de grenslegers volledig uitgedund, zodat de Franken rond 275 praktisch vrij spel hadden. Ulpia Noviomagus verviel en het Romeinse gezag was jarenlang nauwelijks merkbaar in de Rijndelta. Pas eind 3e eeuw veranderde dat toen Constantius Chlorus de orde herstelde. Vanaf die tijd moeten er twee belangrijke plaatsen zijn geweest op het Valkhof. De eerste was een militaire versterking, bovenop de heuvel. De tweede was een handelsnederzetting aan de oever van de Waal. Waarschijnlijk was deze al in de tijd van Batavodurum ontstaan als havenplaats van de stad, waarna ze met vallen en opstaan was blijven bestaan en nu de belangrijkste burgerlijke nederzetting in de omgeving was. Hoewel de nederzetting niet op de plek van het oude Ulpia Noviomagus lag, werd deze wel als Noviomagus aangeduid.

Het fort op het Valkhof was ongeveer 200 bij 250 meter, met een dubbele gracht eromheen. Wanneer het fort exact is gebouwd is niet duidelijk, maar dit zou gebeurd kunnen zijn op last van Constantius’ zoon Constantijn de Grote, die rond 311 actief was in dit gebied. Rond het jaar 350 kwamen de Franken opnieuw in opstand, om door onderkeizer Julianus opnieuw onderworpen te worden. Degene die in het rijk woonden kregen toestemming er te blijven en zo ontstond er ook een Frankische nederzetting ten zuiden van het castellum, wat sindsdien gemakkelijk lokale rekruten opleverde. Valentinianus I (364-375) liet het castellum vervolgens herbouwen in steen. Naarmate het Romeinse gezag in de jaren hierna verzwakte, werden de Franken hier meer onafhankelijk. Het fort bleven zij hierna dan ook gewoon gebruiken, zodat het moeilijk te zeggen is wanneer het nu precies ten onder is gegaan.

Zichtbare resten van mogelijk Romeins bouwmateriaal, hergebruikt in de zaal van keizer Frederik Barbarossa.

Zichtbare resten van mogelijk Romeins bouwmateriaal, hergebruikt in de zaal van keizer Frederik Barbarossa.

De Frankische koning Karel de Grote gaf in 777 opdracht een palts (paleis) op het Valkhof te bouwen, waar waarschijnlijk Romeins bouwmateriaal bij hergebruikt is, evenals bij een latere versie van de palts die in 1155 gebouwd werd in opdracht van keizer Frederik Barbarossa. Nadat de palts in 1797 grotendeels gesloopt werd, zijn enkele bouwresten nog te zien in de overlevende Nicolaaskapel en de resten van Barbarossa’s koningszaal. Vlakbij, aan de achterzijde van het gebouw van Holland Casino, op de Waalkade, is een rest van de Laat-Romeinse stadsmuur te zien, terwijl de voorzijde de resten van een hypocaustum laat zien. In de Burchtstraat geeft een roestvrij stalen plaat de “Loden Lady” aan, de vindplaats van een loden grafkist van een rijke Romeinse dame van rond het jaar 350. De kist zelf is te zien in Museum het Valkhof, met nog talloze andere vondsten.

Giel

Giel

Giel is al sinds zijn prilste jeugd diep geïnteresseerd in geschiedenis en in de Romeinse tijd in het bijzonder. Na zijn MA in geschiedenis te hebben gehaald aan de Universiteit Leiden is hij zelf dieper en dieper in het Romeinse verleden (met name dat van Nederland) gaan graven. Naast geschiedwetenschappelijk onderzoek houdt hij zich bezig met het omzetten van de resultaten in creatieve projecten, opdat er leerzaam doch leuk materiaal geproduceerd wordt. Hoofdinteresses zijn de geschiedenis van het Romeinse rijk, de Romeinen in Nederland en het Romeinse leger.

LAAT EEN REACTIE ACHTER